maandag 26 mei 2014

Ik vond nog wat jagerslatijn?!

  • Afspringen = verschrikt wegrennen van grofwild;
  • Apporteren = ophalen van het wild door een hond;
  • ‘Arie’ in de context van ‘een schop op je Arie krijgen’ = kloten, ballen;
  • Drift = af te leggen weg dwars door het veld of door het bos;
  • Drijver = iemand die het wild tijdens de jacht voor zich uitdrijft;
  • Droog gebouwd = rank, gespierd, zonder vet;
  • Dummy = canvas vervanging van klein wild om honden te leren apporteren;
  • Geweren = jagers;
  • Grofwild = grote hoefdieren zoals, reeën, herten en zwijnen;
  • Keiler = mannelijk wild zwijn;
  • Lijn = hondenriem;
  • Luidgeven = vervaarlijk blaffen van de hond bij het zien of ruiken van wild;
  • Ontweiden = het wild ontdoen van ingewanden om voortijdig bederf te voorkomen;
  • Pickerup = iemand die tijdens de jacht het geschoten wild oppakt en meeneemt;
  • Rotte varkens = groep wilde zwijnen;
  • Smalree = jong ree (geen kalf);
  • Sprong reeën = groepje reeën;
  • Tableau = met respect uitgestalde verzameling van het geschoten wild;
  • Veur = geulen in de geploegde grond;
  • Voorjager = persoon die met de hond werkt;
  • Zweethond = hond die geleerd heeft om via bloeddruppels, wildsporen en haartjes van grofwild het aangereden of aangeschoten dier op te sporen.
  • Penseel = het geslachtsdeel van een mannetjes hert
  • Rillen: schuw
  • Burlen: brullend geluid van het hert in de bronsttijd (paartijd)
  • Lavelen: eten
  • Uittreden: uit dekking naar buiten komen
  • Zekeren: om zich heen kijken en de omgeving verkennen
  • Zweet: bloed
  • Boonsel: uitwerpselen
  • Flemen: mannetje dat hinde van achteren besnuffelt om te zien of ze beslagen kan worden
  • Beslaan: het dekken van de hinde
  • Hinde: vrouwtje
  • Hert: mannetje
  • Kalf: pas geboren edelhert (tot een jaar oud)
  • Lopers: poten

Geen opmerkingen:

Een reactie posten