Ik vond nog wat jagerslatijn?!
- Afspringen = verschrikt wegrennen van grofwild;
- Apporteren = ophalen van het wild door een hond;
- ‘Arie’ in de context van ‘een schop op je Arie krijgen’ = kloten, ballen;
- Drift = af te leggen weg dwars door het veld of door het bos;
- Drijver = iemand die het wild tijdens de jacht voor zich uitdrijft;
- Droog gebouwd = rank, gespierd, zonder vet;
- Dummy = canvas vervanging van klein wild om honden te leren apporteren;
- Geweren = jagers;
- Grofwild = grote hoefdieren zoals, reeën, herten en zwijnen;
- Keiler = mannelijk wild zwijn;
- Lijn = hondenriem;
- Luidgeven = vervaarlijk blaffen van de hond bij het zien of ruiken van wild;
- Ontweiden = het wild ontdoen van ingewanden om voortijdig bederf te voorkomen;
- Pickerup = iemand die tijdens de jacht het geschoten wild oppakt en meeneemt;
- Rotte varkens = groep wilde zwijnen;
- Smalree = jong ree (geen kalf);
- Sprong reeën = groepje reeën;
- Tableau = met respect uitgestalde verzameling van het geschoten wild;
- Veur = geulen in de geploegde grond;
- Voorjager = persoon die met de hond werkt;
- Zweethond = hond die geleerd heeft om via bloeddruppels, wildsporen en haartjes van grofwild het aangereden of aangeschoten dier op te sporen.
- Penseel = het geslachtsdeel van een mannetjes hert
- Rillen: schuw
- Burlen: brullend geluid van het hert in de bronsttijd (paartijd)
- Lavelen: eten
- Uittreden: uit dekking naar buiten komen
- Zekeren: om zich heen kijken en de omgeving verkennen
- Zweet: bloed
- Boonsel: uitwerpselen
- Flemen: mannetje dat hinde van achteren besnuffelt om te zien of ze beslagen kan worden
- Beslaan: het dekken van de hinde
- Hinde: vrouwtje
- Hert: mannetje
- Kalf: pas geboren edelhert (tot een jaar oud)
- Lopers: poten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten